Dieren als voorbeelden

Een bijzonder verhaal uit de Bijbel:

A special story of the Bible :.

Ezechiël ziet in een droom 4 dieren. Hij zag  in een storm dat hij aangekomen was uit het noorden een grote donkere wolk waar bliksem uit kwam.Er was ook een fel, flitsend vuur.

En midden in het vuur zag Ezechiël vier dieren,

Ze leken op mensen, maar elk dier had vier gezichten en vier vleugels.

De dieren stonden rechtop. Hun voeten leken op de hoeven van een kalf en ze glansden als koper.

Onder hun vleugels waren handen te zien.

Onder elke vleugel een hand.

De dieren hadden aan elke kant een gezicht: voor, achter, links en rechts.

Hun gezicht aan de voorkant leek op het gezicht van een mens.

Het gezicht aan de rechterkant leek op de kop van een leeuw.

Het gezicht aan de linkerkant leek op de kop van een stier.

En het gezicht aan de achterkant leek op de kop van een adelaar.

De dieren raakten elkaar met hun vleugels. Ze vormden samen een vierkant.

Elk dier stond naar een andere kant toe gericht.

Zo konden ze samen elke kant op bewegen, zonder dat ze zich hoefden om te draaien. ( Ezechiël 1:4-12)

 

 

 

Ezekiel sees in a dream four animals. He saw a storm that had arrived from the north a large dark cloud where lightning came out.
There was a bright, flashing fire.
And saw in the middle of the fire Ezekiel four animals,
They looked like humans, but each creature had four faces and four wings.
The animals stood upright. Their feet were like the hooves of a calf and shone like copper.
Under their wings were visible hands.
Under each wing a hand.
The animals had on each side a face: front, back, left and right.
Their face to the front appeared on the face of a human.
The face on the right looked like the head of a lion.
The face appeared on the left side on the head of a bull.
And the face on the back looked like the head of an eagle.
The animals hit each other with their wings. They formed a square.

Each animal was directed toward another side.

So together they could move in any direction, without that they did not have to run. (Ezekiel 1: 4-12)